Description |
Een aanklacht tegen dopinggebruik in de wielersport.
Waarom de Inca's al op cocabladeren kauwden, waarom de Olympische Spelen van 1964 van Tokyo een paradijs voor de sluikhandelaars in stimulantia waren, toen atleten amfetaminen uitwisselden 'alsof het clubspeldjes waren', hoe de dokter van de Spaanse Davis Cup-tennissers Andres Gimeno ooit weer bij de levenden bracht door hem 'een massieve dosis testosteron' in zijn kont te spuiten en hoe wielrenner Rik van Steenbergen in 1967 al uitlegde dat doping geen noodzakelijk kwaad was, 'maar doodgewoon: noodzakelijk'. Omdat in geen enkele andere sportcompetitie men van de beoefenaar zo'n onafgebroken reeks slopende prestaties eist.
En zo schrijft Assche maar voort, de ene kleurrijke dan wel tragische dope-anekdote na de andere. Legt uit wat er allemaal zo oneerlijk en kwalijk is aan de wielerfirma 'list en bedrog' en waarom het in de toekomst allemaal anders moet, in het belang van de gezondheid van de renners én de sport.
De quotes hebben anno 2014 amper aan actualiteit ingeboet.
20 x 13 cms, softback, 218 pages.
1967
|